
Een paar jaar geleden heb ik een scenario voor een film geschreven. Ik kreeg goede reacties op dit scenario maar ik verwacht niet dat ik dit op korte termijn zal gaan verfilmen. Het verhaal laat me echter nog steeds niet los en dus probeer ik er nu een verhalenbundel van te maken.
In het kader van deel je proces, hierbij een tekst die ik vanuit een van de personages heb geschreven in een poging haar te vangen.
Andrea staarde naar de hand waarin ze het brood geklemd had. Haar knokkels werden langzaam wit en haar vingertoppen rood. Wat had hij nou gezegd? Wel of geen brood? Ze kon het zich niet herinneren. Die stomme trut. Ze was helemaal van slag.
Andrea trok altijd bekijks. Ze leek een op stokstaartje dat een gevecht met een arend ternauwernood had overleefd. Ze had een ingevallen gezicht, een snelle ademhaling en overal littekens. Dat was de reden waarom ze altijd op dinsdagochtend haar boodschappen ging doen dan was er meestal niemand.
Dit keer had de dinsdagochtend haar niet kunnen helpen. Een jonge vrouw, met uiteraard een smetteloos gezicht, had haar ongegeneerd staan bekijken. Andrea had vurig staan wensen dat de bodem onder haar voeten zou verdwijnen zodat ze zich in het gat verstoppen kon. Maar er gebeurde helemaal niets en dus had ze gewoon terug gestaard omdat ze niet wist wat ze anders moest doen.
Ze had gezien dat het gezicht van de vrouw zich langzaam vulde met afgrijzen tot het punt dat de walging haar teveel werd en ze haar blik losrukte. Andrea was daarna snel van de versafdeling naar de broodafdeling gevlucht. En nu stond ze daar met een brood in haar hand waarvan ze niet wist wat ze ermee moest. Ze kon het toch niet zomaar kopen? Hij controleerde haar bonnetjes.
Haar bloed plonsde van haar gezicht naar de onderkant van haar benen. Het pulseren van de tl-verlichting zorgde voor een toenemende misselijkheid. Ze wist het echt niet meer. Schrijf het dan ook op, domme koe. Andrea was getraind in zichzelf dingen verwijten.
Omdat ze niet wilde huilen in het bijzijn van anderen, trok ze zich snel terug achter het schap met producten die niemand nodig heeft; de plastic bekers, borden en servetjes. Hij zou het te horen krijgen dat ze had gehuild. Hij wist altijd alles.
Tik, tik, tik.
Er kwam een karretje ongemakkelijk dichtbij. Andrea gluurde tussen de schappen door en zag dat het Ida was die net het aangrenzende pad ingeslagen was. Oh God, niet vandaag. Uitgerekend zij heeft natuurlijk wel weer een onnodig product nodig. Andrea bukte. Ida greep een zak plastic vorken van de plank.
‘Oh Andrea, ik had je helemaal niet zien staan.’
Te laat. Haar ontlopen was geen optie meer en dus koos Andrea ervoor om heel stil te blijven staan en niets te zeggen.
‘Nu ik je toch zie.’
Ida draaide behendig haar karretje om en bewoog zich in de richting van Andrea.
‘Gaat het wel met je? Je ziet zo bleek.’
’Oh ja, het gaat wel. Niet genoeg gegeten, denk ik.’
Ze kneep zo hard in het brood dat deze begon af te brokkelen. Nee, nee, nee, nu moet ik hem wel kopen!
Ida bromde een ongemeende “gelukkig.” en leunde wat verder op haar karretje waardoor het vet van haar bovenarmen zich als deeg over het handvat drapeerde.
‘Zeg, kun jij Marinus vragen of hij vandaag of morgen bij ons langs wil komen? Het is mijn knie, zie je. Met dit weer heb ik er meer last van. Marinus heeft zo’n speciaal zalfje waardoor alles soepeler wordt. Kun je hem vragen om die dan gelijk mee te nemen?’
‘Natuurlijk’
‘Geweldig. Moet weer gaan.’
Waggel, waggel en weg was Ida.
Dat viel mee.
Andrea keek snel om zich heen of er misschien een plek was waar ze het gebroken brood zou kunnen verstoppen. Maar bedacht zich toen ze zich realiseerde dat de winkel camera’s had en dat Gerrit, de eigenaar van de dorpswinkel, van orde hield en niet van ordeverstoorders. Hij zou vast en zeker de videoband bekijken. Dan wist iedereen dat zij het brood verkruimeld had. En als iedereen het wist dan wist hij het dus ook. Als ze eraan dacht wat hij dan met haar zou doen, werd het zwart voor haar ogen.
Vandaag dus. Er zat niets anders op. Dat was eerder dan ze had gepland maar ze had geen andere keuze. Ze ging snel in haar hoofd na wat ze daarvoor nodig had en ging naar de afdeling met schoonmaakmiddelen.
Beweeg je voeten, haal adem en glimlach. Andrea duwde zichzelf richting de kassa. Goddank, Mirte. Mirte was altijd met van alles bezig behalve dat wat ze over de scanner heentrok. De drie grote plastic flessen zouden aan haar aandacht ontglippen. Zeker als Andrea een opmerking maakte over Jacob. Ze zou wel zeggen dat ze hem ergens in een tuin had zien werken ofzo.
Bliep, bliep, bliep.
Andrea pakte de flessen en stopte ze onder in de tas. Daar bovenop legde ze het broze brood. Het hing als een prinses over de flessenhalzen en lachte haar uit. Dat had ze wel door.
‘Dat is dan vijftien euro veertig.’
Andrea verliet de winkel en begroef haar gezicht in haar sjaal. De november wind sneed maar hakte niet. Ze stak de straat over richting de kerk. Het dorp was grauw, leeg, liefdeloos. Net als Andrea. Haar blik gleed over het kerkhof waar al zo lang niemand meer ter aarde gesteld was. Het onkruid woekerde ongeremd. Ze verlangde zo naar de rust en geborgenheid van een kist. Die vredigheid bungelde als een wortel voor haar neus. Ze probeerde hem keer op keer te pakken maar haar greep was steeds te krachteloos geweest. Vandaag lukt het.
De plastic flessen waren zwaar. Het hengsel van de tas sneed in haar koude vingers. Ze pakte hem net over in haar andere hand toen haar oog op de smetteloze vrouw viel. Aan de houding van de vrouw kon Andrea zien dat die haar stond op te wachten. Spottend, onmenselijk, arrogant.
Ineens drukte de wereld heel hard op haar lijf en werd ze uit haar eigen lichaam geperst. De tas glipte uit haar hand.
Ze zag hoe ze razendsnel een van de plastic flessen pakte en al draaiend aan de dop, richting de vrouw rende.
Ze hoorde zichzelf ‘Hee, secreet!’ roepen.
Ze zag hoe er een plens kleurloze vloeistof in het gezicht van de vrouw landde. Ze keek toe terwijl haar gelaat verwrong en giftig rood werd. Kleine belletjes van vlees en bloed spatte uiteen en drupten op de grond. Ze smolt. De vrouw greep naar haar gezicht in een poging de vloeistof te verwijderen en iets te redden. Nu deden ook haar handen pijn. Ze zakte haar knieën en begon heel hard te gillen.
De geur van azijn en verbrand haar prikten in Andreas neus.
Nou, dat werkt dus, hoorde ze zichzelf denken.
Het gillen veranderde in gorgelen.
Knip, knip, knip.
Blaadjes en takjes van de buxushaag naast haar waaiden voor haar voeten. De snoeischaar leek op een grote vis die naar adem lag te happen.
Waarom hap ik niet naar adem? Ik heb toch net hard gerend?
Andrea wist niet goed waar ze zich bevond. Het was alsof haar ziel verschoven was en vastzat op een plek tussen haar hoofd en haar schouder. Knipperend. Wisselend tussen twee kanalen.
‘Goedemiddag, mevrouw Henneman, gaat het wel goed met u?’
Andrea stond aan de grond genageld. Er was geen gegorgel. Er was niets dat in haar neus prikte. De dop zat nog keurig op de fles en in de verte sloeg de vrouw een de hoek om. Ze had haar tas nog in haar hand.
‘Oh, hallo Jacob.’
Nu past mijn ziel bij mijn lichaam. Beiden mismaakt.
Andrea verdween, tussen twee voortuinen door, de steeg in. Er was niemand. Gelukkig. Ze zette haar boodschappentas op de grond en ging tegen de deur hangen.
Als een secondewijzer die de tijd terugdraait, tikte haar ziel terug naar twaalf uur. Ze ging nog niet naar binnen.
Ze had tijd nodig om haar moed te zoeken. Het zoeken naar haar moed viel haar de laatste tijd zwaarder dan ooit tevoren. Ik kan echt niet meer, dacht ze dan en stond ze hier roerloos in de steeg tegen de muur of tegen de deur. Soms een paar minuten, soms een uur. Die paar minuten waren nooit lang genoeg maar als een van de buren de steeg in kwam dan moest ze wel naar binnen. Andrea hield de schijn op. Dat was beter voor iedereen.
Dit keer was het geen buurman maar de regen die haar stoorde en haar door, de met twijgen gevlochten, deur dwong. In de lege steeg weerkaatste het geluid van de druppels die de tegels raakten. Ze sloot zachtjes de poort en sloop de schuur in. Ze haalde de witte plastic flessen tevoorschijn, die ze vervolgens, in een kastje onder een kleed, bij nog vele anderen zette.
Met iedere stap die ze van de schuur naar de achterdeur zette, leek de wereld valer te worden en de regen harder te kletteren.
Hij is niet thuis. Ze slaakte een zucht van verlichting. Wist ik dat? Ja, dat had ze geweten. Hij had gezegd dat hij dingen te doen had vandaag. Aan de ene kant vond ze het fijn dat hij er soms plotseling niet was, aan de andere kant was de onzekerheid moordend. Ze had liever duidelijkheid dan kon ze zich schrap zetten. Ze had dit kunnen weten dus. Stomme koe.
Andrea at wat van de salade die nog over was van de dag daarvoor en genoot van elke hap. Het kwam geregeld voor dat ze niet aan eten toekwam. Hij had vaak een bui rond etenstijd. Met wat water spoelde ze een dertigtal pillen weg. Het afgeleefde brood liet ze links liggen.
Ze moest wel zes keer de trap op en neer om alle flessen boven te krijgen. De laatste keer nam ze ook een masker mee. Ze was natgeregend en rilde maar dat deerde haar niet.
Ze hoopte dat ze de verhouding van het mengsel goed onthouden had. Vier op drie. Het desbetreffende artikel in de krant had ze niet durven bewaren. Als ze zoutzuur en salpeterzuur zou mengen dan had ze Koningswater. Dat werd zo genoemd omdat de koning der metalen, namelijk goud, er zelfs in oploste. Mooi vond ze dat.
Met een sissend geluid gleden de vloeistoffen over de bodem van het bad. Andrea werd een beetje duizelig. Een teken dat de pillen begonnen te werken. Poging negen, achtentwintig, tweeëndertig waren in combinatie met pillen geweest. Ze wist dus precies wanneer ze flauw zou vallen.
Ze deed het masker af en ging op de rand van het bad zitten. De damp van het koningswater beet al in haar huid.
Ze bond een plastic zak om haar hoofd. Dit zou het flauwvallen versnellen en bovendien zorgde zuurstofgebrek voor hallucinaties.
Ze sloot haar ogen. Haar hoofd werd zwaar. Ze vond het een geruststellende gedachte dat er niets meer van haar over zou blijven. Ze tuimelde achterover.
Plons.
Andrea opent haar ogen. Haar zicht is troebel en het duurt even voordat ze ziet waar ze zich bevindt. Zijn gezicht. Ze snikt en dat doet zeer.
Vervloekt.
Weer mislukt.
Geef een reactie