Ik pulk aan mijn vingers. Veelal onbewust. Het losgerukte stukje huid wordt door het plukken alleen maar groter en dat wakkert de compulsie verder aan. Wanneer ik bijvoorbeeld een boodschappenbriefje schrijf, voel ik dat frutseltje langs mijn wijsvinger wrijven en dan moet ik er aan zitten.
Het dingetje hoort bij me en tegelijkertijd ook weer helemaal niet. Er bestaat een ziekte waarbij mensen ervan overtuigd zijn dat een ledemaat, een arm bijvoorbeeld, niet bij hun lijf hoort. Zij willen het liefst dat ledemaat verwijderen maar zitten hun hele leven met dat ding opgescheept. In lichte mate is dat dit.
Ik gebruik mijn tanden bij het verwijderen van het velletje als het met pulken alleen niet meer lukt. Ik weet het vlezige puntje net tussen mijn tanden vangen en kauw. Maar dan moet ik opletten, als ik te snel mijn vinger wegtrek, scheurt er teveel huid mee en gaat het bloeden. Dan zit ik naast velletjes ook met een wondje. Een ruw, hittegevoelig plekje dat alleen geneest als je het met rust laat. Soms lukt het me om het plekje met rust te laten en dan zie je dat het felrode plekje langzaam van kleur veranderd en lichtroze wordt, totdat er niets meer van het slagveld te bekennen valt. Een wonder, vind ik dat. En rustgevend.
Wil je vaker verhalen & hersenspinsels lezen? Dan kun je me hier:
Geef een reactie